Franse geschiedenis: De derde republiek (Deel 10)

In onze reeks over de geschiedenis van Frankrijk waren we gebleven bij de Frans-Duitse oorlog:

In deze oorlog werd een zware nederlaag geleden bij Sedan op 1 september 1870 en dit leidde in Parijs tot het uitroepen van de “Derde Republiek” en een verdrag met het Duitse keizerrijk op 10 mei 1871. Hierin werd overeengekomen dat Frankrijk de Elzas en een deel van Lotharingen aan de Duitsers moest afstaan. In maart 1871 was er ondertussen in Parijs een radicalere gemeenteraad gekozen. Deze zogenaamde “Parijse Commune” kwam in opstand tegen de landelijke overheid, die troepen zond om de hoofdstad te heroveren. Na zes weken stedelijke guerilla-oorlog werd de opstand neergeslagen en zo’n 20.000 “communards” doodgeschoten of gedeporteerd. In 1871 werd ook de Nationale Vergadering gekozen waarin de monarchistische meerderheid al snel grote onenigheid kreeg. Als gevolg daarvan werd in 1875 de Derde Republiek grondwettelijk ingericht.

In 1876 kregen de republikeinen de meerderheid in de Vergadering en trad de royalistische president Mac-Mahon af. In de laatste twee decennia van de negentiende eeuw stond het regeren in het teken van een aantal grote politieke schandalen, waaronder het handelen in ridderorden (1887), het Panamaschandaal (1892-1893) en natuurlijk de Dreyfuss-affaire (1894-1906).

In de sterk anti-katholieke binnenlandse politiek werd nog eens de scheiding van kerk en staat uitgeroepen. Sociale wetgeving kwam maar mondjesmaat op gang.

De buitenlandse politiek in deze periode stond in het teken van verschillende verdragen met andere grote Europese mogendheden. Zo werd er met Duitsland samengewerkt in diverse Afrikaanse kwesties en na diverse geschillen met de Engelsen werd ook tot hen toenadering gezocht. Door de brutale houding van de Duitse keizer Wilhelm II tekenden Frankrijk en Rusland een tweevoudig verbond in 1892-1894, de zogenaamde Duple Alliantie.

In Noord-Afrika wisten Frankrijk en Italië hun belangen te handhaven waardoor de internationale positie van Frankrijk nog meer verbeterde. Ook met Engeland werden alle koloniale geschillen opgelost in een Entente Cordiale in 1904. Ook de banden met Rusland werden steeds hechter en leidden uiteindelijk tot een Triple Entente met deze twee landen waardoor de positie ten opzichte van Duitsland sterker werd. Hierdoor werd Frankrijk wel min of meer de Eerste Wereldoorlog ingetrokken door het Servische conflict tussen Rusland en Duitsland.

Tot 1917 was Frankrijk niet erg succesvol in de strijd tegen de Duitsers. Bij de rivier de Marne wisten ze de Duitse opmars te stuiten. Vier jaar lang zou de oorlog zich in loopgraven afspelen en vele miljoenen soldaten en burgers vonden de dood. In november 1917 kwam de regering Clemenceau aan de macht en onder zijn enigszins dictatoriale leiding werd de verdediging van Frankrijk succesvol gereorganiseerd en een jaar later de overwinning op de Duitsers behaald. Op de vredesconferentie van Versailles wilde Clemenceau Duitsland volledig ontkrachten maar dit plan viel niet in goede aarde bij de geallieerden. Wel kreeg Frankrijk Elzas en Lotharingen terug.

Frankrijk leed zware demografische en economische verliezen door de Eerste Wereldoorlog en de regering van de rechtse Nationale Unie had de handen vol aan de relatie met Duitsland en een grote stakingsgolf.

Ook de relatie met de Britten werd steeds moeizamer. In de kwestie van de herstelbetalingen door Duitsland aan Frankrijk namen de Britten een gematigd standpunt in. De Franse regering zocht toenadering tot dat standpunt maar de regering werd daardoor ten val gebracht door de nationalist Poincaré. Deze sloeg door met een eenzijdige bezetting van het Ruhrgebied in januari 1923 om zodoende een oplossing te forceren. De relatie met de Britten kwam nog verder onder druk te staan door de Grieks-Turkse oolog waarin Frankrijk Turkije steunde en Groot-Brittannië achter Griekenland stond. Frankrijk had ondertussen wel een aantal continentale bondgenoten: België, Polen en de kleine entente die bestond uit Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Roemenië.

Pas in 1924 werd de relatie met de Britten weer genormaliseerd. De Ruhr-politiek werd teruggedraaid door de nieuwe regering en het Britse Dawesplan met betrekking tot de herstelbetalingen werd geaccepteerd. De regering Briand zorgde voor nog meer aanzien in de wereld door het Pact van Locarno in 1925 en het Briand-Kellogg verdrag in 1928.
Poincaré slaagde er ook in om de precaire financiële problemen te stabiliseren, maar had daarentegen weer te kampen met opstanden in Marokko en Syrië. Voor de verkiezingen viel de Nationale Unie uit elkaar.

Tardieus strenge politiek tegen Duitsland (1932) ondervond Britse kritiek en verbitterde Duitsland. Zo was Frankrijk weer op zijn continentale bondgenootschappen en op een stevige verdediging (Maginotlinie) aangewezen.

De verkiezingen van 1932 werden gewonnen door links, maar de financiële moeilijkheden, de economische achteruitgang en de kritiek op het parlementaire stelsel maakten een stabiele regering onmogelijk. In Parijs zelf werd gevochten door communistische, fascistische en royalistische groepen. Premier Doumergue vormde in februari 1934 een kabinet van nationale signatuur met Pétain en Barthou. Deze laatste probeerde het Franse alliantiesysteem te verstevigen, o.a door Italië en Rusland erbij te betrekken. Hij hoopte zo het gevaar Hitler-Duitsland te isoleren na de Poolse opgave van de pro-Fanse politiek, maar werd tijdens zijn poging om Joegoslavië en Italië met elkaar te verzoenen op 9 oktober 1934 vermoord.

Niet lang daarna nam premier Doumergue ontslag. Zijn opvolger werd Laval, die door zijn deflatiepolitiek zeer impopulair was. In juli 1935 vormde zich een eenheidsfront tussen communisten, socialisten en radicalen tegen de fascistische groeperingen. Ook de buitenlandse politiek van Barthou was aan veel kritiek onderhevig, o.a. door het Verdrag met Rome dat gesloten werd met Mussolini. In 1936 werden verder het Rijnland door Duitse troepen bezet en werd het Locarnoverdrag opgezegd, waar Frankrijk niets meer aan kon doen, o.a. door gebrek aan steun van de Engelsen.

In juni 1936 kwam de Volksfront-regering van Léon Blum aan de macht. Hij voerde sociale verbeteringen door die echter enorm veel geld kostten en daardoor een sterke inflatie tot gevolg hadden. Daarop werd de Franse Bank en de wapenindustrie onder toezicht gesteld en werd er fors opgetreden tegen fascistische groeperingen. In de Spaanse burgeroorlog bleef Frankrijk samen met Engeland aan de zijlijn staan met een politiek van non-interventie. Het radicale kabinet Daladier hanteerde een scherpe deflatiepolitiek wat stakingen uitlokte maar de economische toestand wel verbeterde.

Internationaal liep Frankrijk in die tijd achter Groot-Brittannië aan. Ex-bondgenoot Tsjecho-Slowakije werd op de Conferentie van München in september 1938 in feite uitgeleverd aan de Duitsers. Na de schending van het Verdrag van München door Duitsland gaven Frankrijk en Groot-Brittannië garanties aan Polen en de Balkanstaten.

Bron: Landenweb Frankrijk

Lees ook:Frankrijk en de Tweede Wereldoorlog
Lees ook:Franse geschiedenis (deel 13): De Vijfde Republiek
Lees ook:Parijs werd 70 jaar geleden bevrijd – Fotoreportage
Lees ook:President Hollande niet naar WK voor Frankrijk-Duitsland
Lees ook:Door Rusland besteld marineschip Sébastopol eerste keer op Franse zee

Geen reacties // Reageer

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>